Gebied en klimaat

De Champagne bestaat uit 4 subregio’s met elk hun eigen kenmerken. Montagne de Reims met veelal pinot noir druiven; Vallée de la Marne ten westen van Épernay met vooral meunier druiven; Côte des Blancs ten zuiden van Épernay met chardonnay en tot slot Aube of Côte des Bars waar de kwaliteit van druiven en wijn beduidend minder is. De Champagne wijnstreek heeft een klimaat met zachte winters en warme, bij tijd en wijle zeer natte zomers. Schade door vorst en hagel komt helaas vaak voor. De bodem van de Champagnestreek maakt veel goed: een vruchtbare laag aarde bovenop de krijt/kalkbodem waarin wijnstokken diep door kunnen dringen.

Druivensoorten en wijnmaken

In de Champagne worden vooral pinot noir, pinot meunier en chardonnay geteeld. Twee blauwe druivensoorten? Ja, maar het sap is wit; de schillen mogen niet te lang in contact zijn met het sap. Meestal is champagne gemaakt van bovengenoemde drie druivensoorten. Als alleen chardonnay wordt gebruikt heet de champagne Blanc de Blancs. Het maken van champagne gaat volgens de méthode traditionelle (voorheen méthode champenoise) en is aan zeer strenge eisen onderhevig.